EBIDAT - Die Burgendatenbank

Eine Initiative der Deutschen Burgenvereinigung Menu

Wayenstein

Geschichte:

Wayenstein kwam reeds in 1394 als Stichts leen voor als ''t Huys mit ses mergen lants, gelegen tot Amerongen'. Het werd in 1406 in leen gehouden door Wijnand Dirk Wijnantsz. Heereman. In 1436 werd zijn dochter Mechteld beleend met Wayenstein. Zij was gehuwd met Peter Ruysch, schepen en raad van Utrecht. Die verkreeg in 1441 toestemming om een jaar buiten de stad te wonen, zonder het burgerschap van Utrecht te verliezen. In 1468 werd hun oudste zoon Dirk beleend met zowel Wayenstein als Oud-Broekhuizen en Schevichoven. Zijn oudste zoon Hugo werd in 1518 eigenaar. Hoewel hij in 1531 in de ridderschap van Utrecht werd beschreven, behoorde Wayenstein niet tot de huizen die in de jaren 1536-1539 als ridderhofstad werden erkend. Wel vinden we in de lijst van personen, betrokken bij het bezoek van Karel V aan het Sticht in 1540, een aantal leden van de familie Ruysch. Ook een Ariaen Ruysch werd genoemd, die in 1545 werd beleend met Wayenstein. In 1547 werd zijn broer Jan met Wayenstein beleend. Deze overleed in 1560 en liet Wayenstein na aan zijn zoon Hugo. In 1582 bleek hij vanwege Wayenstein zitting te hebben in de ridderschap van Utrecht. In het begin van de 17de eeuw is er blijkbaar twijfel over de status van Wayenstein. Het werd aangemerkt als lusthuis of 'steenen camer'. Het is Hugo's kleinzoon en naamgenoot die in 1642 in de ridderschap werd beschreven. Tegelijk werd Wayenstein officieel erkend. Hugo was sinds 1632 eigenaar. Zijn jongste dochter Francoise, verkocht Wayenstein in 1696 aan Willem van Nassau-Zuilenstein, die het bij het landgoed Zuilenstein voegde, waartoe het nog steeds behoort. Het huis werd waarschijnlijk in de 18de eeuw afgebroken en op de voorburcht werd een nieuwe boerderij gebouwd.

Bauentwicklung:

De uitgang -stein in de naam Wayenstein duidt erop dat in ieder geval in 1436 (oudste vermelding Wayenstein) van een (versterkt) stenen huis sprake was. Zoals te zien is op de tekening van Roelant Roghman, bestond Wayenstein in 1646/7 uit een vierbeukig rechthoekig zaalhuis van twee bouwlagen onder een zadeldak tussen bakstenen topgevels. Hoewel een kelder niet op de tekening is te zien, was die waarschijnlijk wel aanwezig. Getuige de schoorstenen op de eindvorsten waren de stookplaatsen tegen de eindgevels gesitueerd. Een hoge borstwering maakte de zolder bruikbaar voor het huishouden. Tegen de naar het oosten gewende gevel was een sekreet geplaatst, dat uitkwam op de gracht. Het huis rees niet direct uit op de gracht, maar was aangeaard. Deze wal was sterk begroeid. Het huis was waarschijnlijk aan drie zijden omgeven door een gracht. Aan de voorzijde van het huis lag een ondiep plein dat werd afgesloten door een verdiepingloos gebouw, voorzien van een zadeldak en tenminste één trapgevel. Dit gebouw zou het poortgebouw kunnen zijn. Op de achtergrond is aan de grens van de zuidelijke gracht een rechthoekige schuur met houten topgevels en wanden van hout en leem te zien. Vergelijking met de kadastrale minuut maakt het waarschijnlijk dat de singel aan de zuidzijde lag, die Roghman links weergeeft. Vermoedelijk bevond zich aan deze zijde de toegang tot de voorburcht, die op de plek van de huidige boerderij lag. De tegenwoordige oprijlaan vanaf Zuilenstein was in 1630 nog niet aanwezig. Het complex werd toen ontsloten via de nog bestaande Zuwe of Zuwedijk. Volgens een kaart van landmeter H. Verstralen uit 1633 was het geheel aan alle zijden door bosschages omgeven. In 1730 was het huis verdwenen.
Op de nog omgrachte huisplaats staat de heden nog bestaande 18de eeuwse schuur, opgebouwd uit afbraakmateriaal van het huis. De boerderij op de voorburcht zou in de kern uit de 18de eeuw kunnen dateren. Het kloostervenster in de geveltop is wellicht eveneens uit de afbraak afkomstig.

Baubeschreibung:

Zoals te zien is op de tekening van Roelant Roghman, bestond Wayenstein in 1646/7 uit een vierbeukig rechthoekig zaalhuis van twee bouwlagen onder een zadeldak tussen bakstenen topgevels. Hoewel een kelder niet op de tekening is te zien, was die waarschijnlijk wel aanwezig. Getuige de schoorstenen op de eindvorsten waren de stookplaatsen tegen de eindgevels gesitueerd. Een hoge borstwering maakte de zolder bruikbaar voor het huishouden. Tegen de naar het oosten gewende gevel was een sekreet geplaatst, dat uitkwam op de gracht. Het huis rees niet direct uit op de gracht, maar was aangeaard. Deze wal was sterk begroeid. Het huis was waarschijnlijk aan drie zijden omgeven door een gracht.