EBIDAT - Die Burgendatenbank

Eine Initiative der Deutschen Burgenvereinigung Menu

Rijnestein

Geschichte:

De eerste bewoner was Gerrit van Rijn in 1392, leenman van de graaf van Holland in het Sticht van Utrecht. Zijn zoon Zoude schreef in 1418 met enkele anderen een brief dat zij niet langer aan de Hollandse graaf, Jan van Beieren, verbonden wilden zijn. In 1440 werd Wouter van Mathenesse beleend met Rijnestein voor zijn echtgenote Dorff van Rijn. In het jaar 1469 droeg Adriaan van Mathenesse het huis over aan Jan van Renesse van Baer, zoon van zijn tante Agnes van Rijn (de zuster van Dorff). Tot 1606 bleef Rijnestein in bezit van de familie Van Renesse. In dat jaar verwierp Jan, de zoon van Johan van Renesse van Baer, de erfenis van zijn vader, omdat deze met schulden was belast. Het huis werd door de curator overgedragen aan de gouverneur van Doesburg, Ostende, Emmerik en Zutphen, Anton van Utenhove, die getrouwd was met Agnes van Renese van Baer (een tante van Jan). De belening van Rijnestein ging in 1626 over op hun zoon Carel. Na zijn dood werd Rijnestein respectievelijk verkocht aan Ansem Boll van Hamersfeld en aan de familie De Casembroot. In 1756 verkocht Jean Louis de Casembroot het huis Rijnestein aan Rhijnhard Carel Adriaan Willem baron van Heyden, die diverse hoge functies in de Republiek bekleedde. Hij verkocht in 1762 Rijnestein aan zijn neef Sigismund van Heyden. Sigismund Jacques, de op een na laatste van het geslacht Van Heyden, zou het kasteel hebben laten afbreken. De poort zou tot 1880 of 1890 hebben bestaan. In 1779 zou het kasteel reeds verdwenen zijn.

Bauentwicklung:

Een kaart van het kapittel van Oudmunster uit 1626 geeft een schematisch beeld van twee haaks op elkaar staande vleugels van Rijnestein. Een tekening van Roelant Roghman uit 1646 laat het huis vanuit het noorden zien: een vrij ondiepe rechthoekige frontvleugel met onderhuis en woonlaag, aan de achterzijde aansluitend (via een verbindingsdeel van twee vensterassen diep), op een hoger blokvormig achterhuis van twee woonlagen boven een souterrain. De frontvleugel wordt gedekt door een zadeldak tussen respectievelijk een trapgevel en een tuitgevel. De schoorstenen zijn tegen het midden van de achtergevel gesitueerd. Dit laatste bouwdeel lijkt met het tussendeel zestiende-eeuws te zijn; het voorste deel met schilddak lijkt op tweede kwart van de zeventiende eeuw te dateren. Een tekening uit 1745 (van H. de Winter) laat een bouwlaag zien boven het souterrain, met in het midden een rondbogige ingang, aan weerszijden geflankeerd door twee vensters. De zolder werd verlicht door vensters in Vlaamse gevels; de westgevel was vrijwel blind. Uit andere achttiende-eeuwse tekeningen blijkt dat de frontvleugel en het tussenlid een verdieping hadden gekregen. De frontvleugel had op deze verdieping vier symmetrisch geplaatste vensters. Het geheel staat onder twee haakse schilddaken; het schilddak van de frontvleugel stak aan de achterzijde ver uit. Vanuit de kelder in het tussenlid was een boenstoep te bereiken; aan de westgevel was een plateau voor een tuin aangelegd.Ten westen van het vroegere kasteelterrein staat tegenwoordig een boerderij met de naam "Rijnenstein". Deze boerderij is bewoond.

Baubeschreibung:

Een 17e eeuwse tekening van Roelant Roghman laat het huis vanuit het noorden zien: een vrij ondiepe rechthoekige frontvleugel met onderhuis en woonlaag, aan de achterzijde aansluitend op een hoger blokvormig achterhuis van twee woonlagen boven een souterrain, dat gedekt wordt door een zadeldak tussen respectievelijk een trapgevel en een tuitgevel. De schoorstenen zijn tegen het midden van de achtergevel gesitueerd. Het bouwdeel met zadeldak lijkt met het tussendeel zestiende-eeuws te zijn; het voorste deel met schilddak lijkt op tweede kwart van de zeventiende eeuw te dateren.